Opgerolde oubliewafeltjes zijn een zeer oud nieuwjaarsgebak.
Een andere naam voor deze bladdunne koeken is ‘knijpertjes’. Tot smalle kokertjes opgerold waren oublies het symbool van het nieuwe jaar, dat in zijn windselen verborgen lag en waarvan men niet wist wat het zou brengen. Oublies werden verder gegeten bij de gezoete specerijenwijn, 'hypocras', die na de maaltijd op tafel kwam.
De dunne wafel heeft zich ontwikkeld vanuit de hostie. Die mocht niet met gist worden gemaakt. De naam oublie komt dan ook van het Latijnse woord ‘oblatio’, dat ‘offer’ betekent: het ouweltje, dat na de wijding ‘hostie’ heet. Oude wafelijzers voor oublies dragen dan ook vaak religieuze inscripties.
De oublie kreeg zijn wereldse bestemming in Parijs tegen het eind van de dertiende eeuw, toen de geestelijken de vraag naar hosties niet aan konden, en bakkers zelf hun wafeltjes gingen verkopen. Omdat ze zo makkelijk breken, kregen ze al spoedig de opgerolde vorm, zoals wij die nu kennen.
De eerste recepten van wafels en oublies in Nederlandstalige kookboeken dateren uit de zestiende eeuw. Een recept voor oblies verscheen in 1560 in Eenen nyeuwen coock boeck met de titel ‘Om nuelen te maken’. Nuelen werden ook wel ‘nieuwelen’ genoemd. Even later in 1593 nam Carolus Battus een recept op in zijn Cocboeck.
De eerste vermelding van de oublie in een Nederlands recept dateert al van eerder. In Een notabel boecxken van cokeryen uit ca. 1514 worden verkruimelde oublies als bindmiddel gebruikt in een roomgebak, als er geen kruim van witbrood voorhanden is.
Maar het recept wordt geprolongeerd: in De verstandige kock uit 1669 komt het recept wederom terug, een evergreen! Nog steeds zijn die heerlijke krokante, opgerolde oubliewafeltjes populair bij diverse gerechten, onder meer bij toetjes, zoals ijs.
Hieronder het recept (nr.66) uit Het excellente kookboek van dr. Carolus Battus uit 1593 uit de teksteditie door Christianne Muusers en Marleen Willebrands (Sterck & De Vreese, Gorredijk 2020)
Oublies
Voor 8 tot 10 wafeltjes.
Voorbereiding 10 minuten + 30 minuten staan; bereiding 30 seconden tot 2 minuten per wafeltje.
De baktijden van deze dunne wafeltjes kunnen sterk verschillen, afhankelijk van welk wafelijzer je gebruikt en de kracht van de warmtebron. Onderstaande tijden zijn voor een koperen wafelijzer boven een gaspit. Battus gebruikt donkere suikerstroop; je kunt die vervangen door 35 gr gewone suiker.
Ingrediënten
Voor het beslag
100 gr bloem
mespunt zout
40 gr suiker
2 el rietsuikerstroop
1,5 dl lauw water
50 g gesmolten boter
Voor het bakken
50 g gewone of geklaarde boter
Bereiding
Maak een glad beslag van de ingrediënten en laat dit een half uur rusten.
Maak het wafelijzer goed heet, vet het in met gewone of geklaarde boter die net gesmolten is. Lepel wat beslag op een kant van het ijzer, knijp het ijzer dicht en schrap zo nodig de randjes schoon. Houd het ijzer vlak boven een heet vuur of gasvlam. Keer het na circa 20 tellen. Als het ijzer eenmaal goed vet is, kun je het ene na het andere wafeltje bakken zonder het ijzer steeds weer in te moeten vetten.
Rol ze onmiddellijk na het bakken om de steel van een houten lepel; eenmaal afgekoeld zijn ze krokant.